De uitstoot van broeikasgassen in Nederland moet in de periode 2008-2012 6 procent lager zijn dan in 1990. Dat is afgesproken in het Kyoto Protocol in 1997. Vier varkenshouders, vier pluimveehouders en acht akkerbouwers, biologische en gangbare, streven naar verlaging van uitstoot van broeikasemissies op hun bedrijf. Deze agrariërs verenigden zich in het netwerk BoerenKlimaat.nl. Zij hebben de carbon footprint van hun bedrijven laten uitrekenen en zij ontwikkelen en testen oplossingen voor het verlagen van de broeikasgasemissies.
Rekenmodel
De belangrijkste broeikasgassen die vrijkomen in de landbouw zijn CO2, lachgas (N2O), en methaan. De carbon footprint wordt uitgedrukt in kg CO2-equivalenten. De akkerbouwbedrijven van het netwerk BoerenKlimaat.nl hebben een footprint van 1.500 tot 4.000 kg CO2-equivalenten per hectare en een gemiddeld varkensbedrijf komt op 500.000 kg CO2.
Het gebruikte rekenmodel neemt alle emissies mee; van input, bedrijfsvoering en output. Hiervoor wordt het energiegebruik (o.a. stroom, gas, diesel), de teelt van gewassen (o.a. bemesting, kunstmest, landgebruik, transport), het veevoer (fabricage, transport), en de emissies uit mest en uit de bodem bepaald.
Het voer is de grootste bron van broeikasgasemissies (60 tot 90 % bij varkens en 90% bij pluimvee). Goede tweede is mest. Vooral uit varkensmest komt veel methaan vrij. Kippenmest is droger en geeft minder emissie. De carbon footprint hangt ook samen met het aantal dieren op de bedrijven.
Op akkerbouwbedrijven lopen de emissiecijfers uiteen. De cijfers zijn afhankelijk van het energieverbruik (diesel, bewaring, koeling) en het gebruik van kunstmest. De fabricage van kunstmest kost energie en er komt lachgas vrij. Lachgas is 300 keer sterker het broeikasgas dan CO2.
Verlagen broeikasgasemissies
Vooral het verlagen van het energieverbruik en het gebruik van duurzame energie verlaagt de broeikasemissie, aldus Frank Wijnands. Metingen en een literatuurstudie tonen aan dat in de varkenshouderij het staltype een sterk effect heeft op de emissie van met name methaan en lachgas. Het staltype bepaald hoe de mest wordt opgevangen en opgeslagen. De methaanemissie kan met de helft worden teruggebracht als de mest frequent wordt verwijderd. Omdat mest ‘slechts’ 10 tot 30 procent uitmaakt van de totale bedrijfsemissie, kan met frequent ontmesten de carbon footprint maar met max. 15% worden verlaagd. Grotere klappers kunnen gemaakt worden met het voer.
Op een akkerbouwbedrijf liggen de mogelijkheden vooral in het beperken van het directe energieverbruik, de vervanging van kunstmest door organische mest en de productie van duurzame energie. Doordat deze grondgebonden bedrijven ook CO2 kunnen vastleggen in de bodem kan de balans verder in evenwicht gebracht worden.
Klimaatneutraal?
Als een extensief biologische akkerbouwbedrijf, met relatief weinig broeikasgasemissies, deze emissies volledig compenseert met duurzame energie en vastleggen van CO2 in de bodem, dan is dit bedrijf klimaatneutraal. Grote varkens- en pluimveebedrijven kunnen (nog) niet klimaatneutraal produceren. Maar ze kunnen wel hun carbon footprint fors verbeteren, stelt Frank Wijnands in het artikel.
Contact informatie: Frank Wijnands, PPO Wageningen UR