De technieken zijn doorgerekend ten opzichte van de uitgangssituatie: de te vervangen ‘onzuinige’ technieken of te voorkomen of te beperken situaties. Voor een bedrijfshal die slechts vorstvrij wordt gehouden en 4 °C blijft, hoeven geen maatregelen genomen te worden. Dat is anders als deze hal op 17 °C wordt gehouden. Omdat er minder stookkosten zijn in de eerste situatie zal de terugverdientijd ook hoger zijn. De genoemde uitgangssituatie is dan ‘Binnentemperatuur is tijdens stookseizoen en tijdens werktijden minimaal 17 °C en totaal bruto verwarmd vloeroppervlak is minimaal 150 m2.’
De uitgangssituatie kan ook een bepaalde techniek betreffen. Bijvoorbeeld de techniek ‘ledlamp in bestaande armatuur toepassen’. Deze heeft alleen een terugverdientijd van 5 jaar of minder als de huidige techniek een gloeilamp is en niet als de te vervangen techniek een spaarlamp is. De genoemde uitgangssituatie is dan ‘gloeilamp is aanwezig’.
In een aantal gevallen zijn er meerdere uitgangssituaties benoemt per energiebesparende techniek. Als al deze uitgangssituaties bij het bedrijf voor komen, dan moet het bedrijf alle ‘bijbehorende’ energiebesparende technieken treffen.